- Kennis, Professionalisering
- 4 december 2023
We spreken twee bestuurders. De een, Annette van der Poel, geeft leiding aan Orion, een stichting voor gespecialiseerd onderwijs met scholen in Amsterdam, zowel PO als VO. Daarnaast heeft Orion een Expertisecentrum van waaruit leerkrachten met ervaring in het gespecialiseerd onderwijs op inmiddels zo’n 170 reguliere scholen in en rond Amsterdam expertise overdragen over zaken als traumasensitief onderwijs en ‘moeilijk verstaanbaar gedrag’. De ander, Steven Tan (met ‘Steven’ uitgesproken op z’n Engels), is bestuurder van ASKO, een regulier schoolbestuur met 36 katholieke basisscholen verspreid over heel Amsterdam.
Gedurende het gesprek blijkt dat ze veel gemeen hebben in hun visie op wat er de komende jaren in de onderwijswereld van Amsterdam te gebeuren staat. “De kern is”, zegt Annette van der Poel, “dat kinderen en ouders het liefst in de eigen wijk naar school willen. Soms is een gespecialiseerde voorziening nodig, maar ook die willen ze het liefst in de eigen buurt. Toch hebben we het nu niet zo georganiseerd: speciaal onderwijs zit in aparte scholen waar kinderen met busjes naartoe moeten. Kinderen missen daardoor de aansluiting met de kinderen uit de eigen buurt. Het is vanuit hele goede bedoelingen zo gegroeid, maar we komen nu tot de conclusie dat het resultaat is dat we grote groepen kinderen zijn gaan excluseren. Dat willen we veranderen.”
Steven Tan deelt deze analyse en gaat nog een stap verder: “Eigenlijk vind ik het hele schoolsysteem niet meer passend bij hoe we kinderen tot ontwikkelen en leren zouden moeten brengen. We hebben daar samen met het speciaal onderwijs een opdracht in. En we kunnen vooral heel veel van elkaar leren. Zo heb ik bijvoorbeeld nooit begrepen dat we geen gestandaardiseerde lettertypes hebben die zowel voor dyslecten als voor alle lezers helpend zijn. We maken veel geld vrij, met bijbehorende organisatiestructuren, om kinderen met dyslexie te begeleiden, terwijl we ook met elkaar een ander lettertype kunnen afspreken.”
Druk gedrag is een ander voorbeeld van hoe we zijn gaan denken. We zien dat als probleem en kinderen met druk gedrag moeten dan naar het speciaal onderwijs. “Terwijl we ook kunnen denken”, zegt Annette: “laten we die kinderen niet teveel zitten en kunnen we niet beter een veel dynamischer schooldag gaan inrichten? Dat is voor iedereen goed.”
In een ideale wereld hebben we het niet meer over regulier of speciaal onderwijs, maar alleen nog over goed onderwijs. Dan zijn beide werelden geïntegreerd en doen we het weer met elkaar.
Annette van der Poel: “Ik heb daarbij twee wensen: schep mogelijkheden voor kleinere klassen, zeker in de onderbouw, waar kinderen met achterstanden beter tot ontwikkeling kunnen komen. En betrek ook andere professionals dan alleen uit het onderwijs bij de school. Creëer multidisciplinaire teams, met ook specialisten uit bijvoorbeeld de jeugdhulp, zeker in sommige buurten waarin dat hard nodig is. Maar het kan ook met initiatieven als een rijke schooldag, of met kunst en cultuur, of sport in de school. Scholen kunnen dan uitgroeien tot brede centra voor leren en ontwikkelen.”
“Wat mij betreft gaat dat samen met het anders organiseren van het onderwijs”, vult Steven Tan aan, “minder in homogene groepen, los van de klassenstructuur, die nu gebaseerd is op een leeftijdsgrens. We kunnen dan meer recht doen aan de ontwikkelingsreis die een kind maakt. Dat hoeft niet per se in kleine klassen. Het gaat erom dat je professionals de ruimte geeft om te kunnen handelen, om het anders te kunnen organiseren.”
Om de professionaliteit van het vak van leerkracht te vergroten, pleit Steven voor een beroepsregister voor leerkrachten. “Het onderwijs is nu een van de weinige beroepen waarvoor dat niet bestaat. Wil je zorg kunnen verlenen, dan moet je een BIG-registratie hebben, die je telkens moet vernieuwen met actuele, relevante opleidingen. Terwijl een leerkracht met een opleiding van dertig jaar oud nog steeds bevoegd voor de klas mag staan. Ik snap daar oprecht niks van. Daar zit wat mij betreft ruimte om de professionaliteit, de ambacht van het lesgeven, te versterken.”
Ook nodig is een andere invulling van de rol van Raden van Toezicht. “Zij zijn nu wettelijk verplicht de continuïteit van de eigen organisatie boven de maatschappelijke opdracht te stellen. Ze zijn daar zelfs hoofdelijk aansprakelijk voor. De wet zou daarvoor moeten worden aangepast. Bestuurders kunnen daardoor veel slagvaardiger optreden om te doen wat nodig is vanuit het maatschappelijk belang.”
Wat hebben de bestuurders van elkaar nodig om met elkaar de komende jaren de omslag te kunnen maken? “Lef en daadkracht”, zegt Steven. “De tijd van praten is nu wel voorbij, we gaan nu aan de slag. Frustrerend daarbij is soms nog wel de neiging om als een kind eenmaal in het speciaal onderwijs zit, dat te beschouwen als een permanent recht. Ik zou het veel tijdelijker willen maken.”
Annette: “Wat wij daarom actief nastreven is om kinderen die in de bovenbouw bij ons instromen te begeleiden naar het reguliere vo. En heel jonge kinderen, soms al vanaf 5 of 6 jaar, die verwezen worden naar het gespecialiseerd onderwijs, dat zouden we niet meer moeten doen. In plaats daarvan zouden we onze mensen naar de school moeten sturen en zeggen: we komen helpen en we blijven erbij. Dat is effectiever dan proberen kinderen vanuit het s(b)o weer terug te krijgen naar het regulier. Het gespecialiseerd onderwijs wordt dan meer en meer een dienst en een kortdurende interventie, in plaats van een aparte voorziening in een aparte school.”
Steven: “Ik denk dat we beide moeten doen: de instroom verkleinen en het s(b)o flexibeler inrichten waardoor kinderen makkelijker terug kunnen naar hun buurtschool. Door dat samen met de scholen te doen, bouwen we ook expertise op binnen de teams om de juiste vorm van ondersteuning steeds meer zelf te kunnen bieden. De combinatie van al deze factoren is onze opdracht voor de komende paar jaar.”