Op vrijdag 20 januari ging Ben in de buurt samen met directeuren van het BEN-overleg Bos & Lommer op werkbezoek bij ’t Koggeschip in Geuzeveld. Doel van het bezoek: uitwisselen van ervaringen en toelichten van werkwijze bij ´t Koggeschip over onder andere de Kikkergroep.
Een van de eerste dingen die directeur Jacqueline Wetter deed toen ze op ‘t Koggeschip kwam werken, was het verplaatsen van de directiekamer van boven in het gebouw naar de begane grond. Ze ontvangt de delegatie uit Bos & Lommer daar en vertelt over de verschillende methoden die de school inzet om kwetsbare kinderen en hun ouders te begeleiden.
Wat is de grootste behoefte van de jongste kinderen en hun ouders? Jacqueline Wetter: “Toen de scholen na Corona weer helemaal opengingen, merkten we op ‘t Koggeschip dat er kleuters binnen kwamen met een achterstand in basisvaardigheden zoals zelf naar de wc gaan, je jas en tas kunnen pakken, omgaan met regels in de groep zoals in de kring zitten, vaardigheden als lijmen, kleuren (dop van stift afhalen) etc. Veel kinderen bleken in de coronaperiode niet of minder vaak naar de voorschool te zijn geweest, terwijl de meeste kinderen daar voorheen wel naar toe gingen. Ook kregen we meer kinderen binnen die nog geen enkel woord Nederlands spraken. Dat kwam vóór corona nauwelijks voor. De meeste kinderen konden goed starten in de grote groepen. Maar een aantal kinderen lukte dit niet. We zijn gaan zoeken naar een manier om ook deze kinderen mee te nemen in het proces op school. Dat werd de Kikkergroep.”
De Kikkergroep wordt vooral ingezet als klassen erg groot zijn. Zijn ze kleiner, dan is deze oplossing niet nodig. De ervaringen zijn positief: zowel leerkrachten als ouders geven aan dat het in bijna alle gevallen goed was voor de kinderen en dat zij daarna beter functioneerden in de stamgroep. Naast het aanleren van de basisvaardigheden, bleek dat de Kikkergroep ook goed was voor de nieuwe kinderen die het moeilijk vinden om in een grote groep te functioneren. Voor hen vormden de hoeveelheid prikkels in de stamgroep, in combinatie met hun beperkte (taal)vaardigheden, een extra moeilijkheid. Ook de kinderen zelf lieten blijken dat ze het fijn vonden in de Kikkergroep: geregeld vroegen zij wanneer ze weer naar de groep mochten.
Aan ouders met kinderen van 3 jaar en 10 maanden geeft ‘t Koggeschip een tasje mee naar huis. Daar zitten knutseldingen in die kinderen en ouders stimuleren om alvast te oefenen en spelen met diverse materialen. Het effect is te merken in de klas: kinderen herkennen de materialen en er is al een klein begin gemaakt in het contact tussen ouders en school.
De school participeert verder in de ‘Alliantie Opgroeiwijk’, een samenwerking in de wijk die zich vooral richt op (ouders van) 0 tot 4- jarigen. Er is onder meer een ‘opgroeikaart’ ontworpen: een kaart van de wijk, voorzien van illustraties, waarin alle belangrijke voorzieningen zijn opgenomen. Het doel is om ouders van 0 tot 4-jarigen actief de buurt te laten verkennen zodat zij zien wat er allemaal aan voorzieningen is. Inmiddels is sprake van een goede onderlinge samenwerking, en een goede aansluiting met de kinderopvang.
Scholen moeten steeds meer zelf oplossen met behulp van ambulante begeleiding vanwege gebrek aan plaatsen in het gespecialiseerde onderwijs. VierTaal, dat over een eigen lokaal beschikt op school, speelt hierin een belangrijke rol voor kinderen met een TOS. Kleinere scholen zouden de krachten kunnen bundelen.
Uitgangspunt is steeds om zo preventief mogelijk te kunnen werken. Ouders werpen daarbij soms een drempel op omdat zij vaak bedenkingen hebben bij een onderzoek door externe bureaus. Dit is een geluid dat ook te horen is bij de BEN-scholen. Een oplossing zou kunnen zijn om orthopedagogen vast te verbinden aan de school. Zo houd je de onderzoeksfase in eerste instantie in huis, wat het voor ouders laagdrempeliger maakt.
´t Koggeschip heeft een aparte samenwerking met de BSO, waarmee veel gezamenlijke activiteiten worden georganiseerd. Ook de begeleiding van kwetsbare, complexe kinderen wordt deels met de BSO opgepakt. De leerkracht selecteert elke acht tot tien weken wie na schooltijd naar de BSO gaat voor een speciaal programma. Elk kind die extra ondersteuning nodig heeft volgt komt hier in ieder geval één keer per jaar voor in aanmerking. Dit is te vergelijken met de verlengde schooldag, alleen loopt het in dit geval via BSO. De financiering verloopt nu via de NPO-gelden.
Scholen maken ieder hun eigen keuzes uit de verschillende vormen van ondersteuning en financieringsstromen. Samenwerken met de BSO en investeren in een verlengde leerdag is een van de mogelijkheden. Duidelijk is wel dat de NPO-gelden veel extra activiteiten mogelijk hebben gemaakt, vooral nodig voor kinderen die al wel een TLV maar nog geen plek hebben gekregen op een s(b)o. Als de extra middelen wegvallen, komen ook deze activiteiten weer in gevaar.