Het denken over integratie is op een kantelpunt beland. En dat is de hoogste tijd, zo betoogt Maurice Krul, hoogleraar onderwijs en diversiteit aan de Vrije Universiteit Amsterdam. Met zijn verhaal over ‘de nieuwe minderheid’ opende hij de gebiedsgerichte miniconferentie Jong Geleerd die de gemeente Amsterdam organiseerde op 8 februari jl. in Theater De Meervaart in Osdorp. Die ‘nieuwe minderheid’, dat is de ‘autochtone’, meestal ‘witte’ Nederlander. En voor wie het nog niet was opgevallen: die vormt in de grote steden van ons land (en in Europa) inmiddels de minderheid.
In Amsterdam geldt 46% van de bevolking als oorspronkelijk Nederlands, tegenover 75% in heel Nederland (cijfers uit 2019). Daarbij geldt de definitie die het Centraal Bureau voor de Statistiek hanteert: je bent oorspronkelijk Nederlands als jezelf én je beide ouders in Nederland geboren zijn. Migranten van de derde generatie zijn dus ‘gewoon’ Nederlands.
In het oude denken was integratie een eenrichtingsweg, waarbij de groep zonder migratieachtergrond de norm vormde en migranten zich bij deze groep dienden aan te passen. Van de ontvangende groep werd geen bijzondere inspanning verlangd.
In het nieuwe denken over migratie is diversiteit de norm, is integratie een tweerichtingsweg en ben je succesvol als je participeert in de diverse samenleving. Dat geldt voor migranten én voor de oorspronkelijke Nederlander. Vooral voor de laatste groep betekent dit dat ze zich zullen moeten inspannen om mee te doen. Dat zijn ze tot nu toe minder gewend. Maurice Krul vat het nieuwe denken samen met de oproep: ‘Kom uit je witte enclave, ga deelnemen aan de diverse stad!’
Waar mensen last van hebben, in de vaktaal van een hoogleraar, is ‘belonging uncertainty’. Dat is heel menselijk: je weet niet goed hoe je je moet gedragen om erbij te horen, wat er van je verwacht wordt in een omgeving waarin je cultureel de minderheid bent. Het goede nieuws is: we vormen allemaal een culturele minderheid; en hoe je moet leven in een diverse wereld, dat kun je leren. Maar je moet het wel organiseren, want het gebeurt niet vanzelf.
Belangrijk zijn bijvoorbeeld gemengde vrijetijdsactiviteiten. Dus niet: de ene groep met z’n allen naar de opera, de andere naar de Turkse (of Surinaamse etc.) voetbalclub. Wat ook enorm helpt: doe je kind op een diverse (buurt)school, in plaats van met de bakfiets naar de (witte, vrije of montessori-) school vier buurten verderop. De kinderen (en hun ouders) uit de eigen straat blijven dan vreemden voor elkaar. Tot slot heeft ook een gemengde werkomgeving een positieve invloed op het vermogen te kunnen functioneren in een diverse maatschappij. Maar zeg eens eerlijk: hoe divers is jouw eigen werkomgeving? Hoe divers is jouw vriendenkring?
Marcel Krul laat er geen misverstand over bestaan: kunnen functioneren in een diverse samenleving is dé competentie van de 21e eeuw. Hoe vroeger we dat leren, hoe vanzelfsprekender het is. En we zullen het zelf, op lokaal niveau moeten doen, want het denken over integratie staat op landelijk niveau stil. Het is aan de professionals op de werkvloer en hun leidinggevenden in de kantoren om hier vorm en inhoud aan te geven. De praktijk werkt gelukkig mee: voor de meeste jongeren is diversiteit al geen issue meer. Voor hen is het de norm. Nu wij nog.
Het onderzoek ‘De nieuwe minderheid’ is verschenen als open-accessboek en dus gratis te downloaden. Zie ook de website www.bamproject.eu voor meer informatie.